De roos is een vaste plant. Ze bestaat in vele vormen en kleuren en ieder jaar beloont ze ons met een pracht aan bloemen als je haar correct snoeit en onderhoudt. De meeste rozen bloeien van ongeveer half juni tot eind oktober. Sommige variëteiten zijn doorbloeiend en bloeien iets langer, zelfs tot de vorst zijn intrede doet. Er zijn ook eenmaal-bloeiende rozen, dit zijn meestal wilde rozen. Rozen kunnen meerdere jaren na elkaar blijven leven en bloeien. De roos is in onze streken meestal winterhard. Tijdens heel strenge winters is het aangewezen om de roos wat te beschutten.
Bij het onderhoud in het najaar ruim je best de afgevallen bladeren op. breng rond de plant een laag stalmest aan om de roos te beschermen tegen vorst. Verwijder in het voorjaar de restanten en gooi deze op de composthoop. Het is nu ook tijd om bij te mesten. Geef in het voorjaar aan elke rozenstruik een handvol organische meststoffen en een handje samengestelde meststoffen.
Besteed in de maanden vóór het snoeien aandacht aan het onderhoud van het snoeigereedschap: het slijpen van het lemmet, oliën. Dit verhoogt zeker het snoeiplezier. Bij het snoeien gebruik je best een scherpe snoeischaar. Voor je begint te snoeien ontsmet dan eerst de snoeischaar met alcohol. Herhaal dit tijdens het snoeien om ziektes te voorkomen. Voor zware takken gebruik je een takkenschaar of een snoeizaag.
Bescherm je handen met dikke lederen handschoenen; doe ook niet je beste trui aan, maar aangepaste kleding, best met lange mouwen want stekels van rozen zijn zeer scherp.Voor de hoofdsnoei gebruik je de basisregels en snoei je terug op drie à vijf ogen, dunnere takken op twee ogen. Zorg dat er een 5 à 6 takken overblijven. Ook Austinrozen (Engelse rozen) kan je op deze wijze snoeien.
Stamrozen zijn meestal trosrozen of theehybriden die geoculeerd zijn op stam. Je snoeit hen dan ook als trosrozen of theehybriden.
Onder heesterrozen worden mochatahybriden, Austinrozen en moderne doorbloeiende rozen geklasseerd. Deze krijgen een basissnoei en de takken worden tot op 2/3 of zelfs tot op de helft teruggesnoeid. Struiken met stevige takken kan men hoger snoeien. Slappe gebogen takken snoei je dan weer wat lager terug.
Pas ook hier de basisregels toe en zorg er voor dat je hier een 5 à 7 hoofdtakken behoudt. Knip de zijtakken tot op 4 à 5 ogen terug. Een verjongingssnoei doe je door zeer oude gesteltakken zo diep mogelijk in te snoeien.
Wilde scheuten verwijder je best door de wortelhals vrij te maken en de wilde scheut aan de basis weg te scheuren niet knippen. Bij knippen is de kans groot dat er nieuwe uitlopers ontstaan (afbeelding A). Afbeelding B toont het foutieve aan: door de scheut boven de grond af te knippen gaan er daar nieuwe wilde scheuten ontstaan.